Netpost

Enkele mails uit ‘Netpost’, de digibriefwisseling die ik in 1998 had met Richard Krajicek. Uitgegeven bij Veen. Gedateerd, zeker. Maar voor de liefhebber heb ik nog enkele exemplaren.

Oegstgeest, 28 maart 1998
Aan ‘King Richard’,

‘King Richard en Queen Emma’. Het had er niet mooier kunnen staan. Jij voelt je koning en jouw meissie is de koningin van hemel en aarde. Samen met Daphne dan. Ik herinner me nog, dat je vorig jaar in Hannover naar mijn kinderen informeerde. Je moet ze zelf hebben om te weten hoe het voelt, heb ik toen geantwoord. Nu weten jullie het. Deze rijkdom is niet in geld uit te drukken, toch? Wil je Daphne een zoen van me geven? En haar vragen of ze jou een aai over je krullenbol wil geven?

Hoe erg heb je je eigenlijk bemoeid met de aanloop naar de bevalling? Nog iets gehad aan je Mensendieck voorbereiding? En nu? Hou je je behalve met het serveren van beschuit met muisjes ook bezig met de eerste poepluiers?

Heb je het ook al een keer benauwd gehad als je keek naar Emma? Dat je voelde dat je aan een ‘wedstrijd’ bent begonnen die oneindig is en zonder time-outs.

Goed van je dat je in alle hectiek toch nog eraan gedacht hebt om een mailtje te sturen. Ik ga dit antwoord beperkt houden, omdat je nu de eerste dagen wel wat anders aan je hoofd hebt. Maar ik kan wel zeggen dat ik er zin in heb om een zomer lang met jou te mailen.

Ik ken je nu zo’n jaar of zes beter dan gemiddeld. Heb je als radioreporter alles gevraagd. Maar de nieuwsgierigheid is er alleen maar groter door geworden. Wat bezielt je? Waarom bezielt je soms niks op de baan? Maar ook: wat maakt een tennisschoen voor jou tot een pantoffel waar je je snel op voelt?

Jij ziet er een beetje tegen op, heb je me verteld, om elke keer nog antwoord te moeten geven ook. En terecht, want je moet wel aan de bak. Zit je op je kouwe en tochtige hotelkamer, wil je het liefst onder de wol en slapen, moet je het achterste van je tong gaan raadplegen en het gevondene nog opschrijven ook. Maar in ernst: je vertelde ooit eens over die draaikolk waar een mens alleen maar uit kan komen door zich eraan over te geven. Zo gaat schrijven ook, als het goed gaat. Je zit, denkt eerst ‘shit was ik er maar nooit aan begonnen’ en vervolgens merk je dat er allemachtig veel is dat je kwijt wilt, en dat de woorden en zinnen als vanzelf samen groepen.

Jouw dagen (en nachten) lopen wel vol nu. Zie maar wanneer je met een glas wijn bij de hand ‘s avonds een keer tijd vindt om de draad op te pakken. Misschien kun je dan ‘en passant’ mijn verbazing wegnemen over jouw opmerking tijdens het ABN/AMRO dat je pas twee weken voor je rentree je racket weer uit het vet haalt. Ik bedoel, nu Emma er is ligt alles anders, maar mis je het tennis echt in het geheel niet? Heb je geen zin om tegen die bal te meppen? Dat je hem lekker goed midden op raakt. Ik bedoel: iedere zeeman gaat op vakantie naar het water, maar bij jou ligt dat blijkbaar anders.

Kappen Theo, je zou het kort houden. Warme groet,
Theo

Amsterdam, 1 april
Beste Theo,

Het is nu 18.47, dinsdag 31 maart 1998. Precies 118 uur en 1 minuut geleden dat mijn leven een letterlijk kleine en figuurlijk grote toevoeging heeft gekregen.

Ik zit achter de eettafel in het appartement van Daphne even lekker alleen met mijn laptop. In mijn ogen een perfect moment om alles dat de afgelopen dagen gebeurd is door mijn hoofd te laten dwalen, op een rijtje te zetten en naar jou te mailen.
26 maart 1998: een dag om echt nooit te vergeten.

De dag begon zo gewoon. Daphne d’r buik werd ronder en mijn buik van de dagelijkse conditie- en krachttraining alleen maar platter. Eens in de zoveel tijd laat ik me behandelen door mijn fysio, Jan Naaktgeboren. Ik had een beetje last van mijn nek en Jan was ook nog jarig, dus was het een logische dag om even langs te gaan in Rotterdam. Ik zat lekker met Jan en zijn vrouw Tineke op de bank over van alles te praten: Daphne dÕr buik, de babykamer, hoe oud Jan nou wel niet geworden was en ook over mijn pas aangeschafte pieper. Ik legde uit dat Daphne de enige was die het nummer van die pieper had en dat we hadden afgesproken dat ze me alleen zou piepen als ÔhetÕ ging gebeuren. En dat Rohan, mijn coach, het nummer wilde hebben om mij een keer op de kast te jagen. Ik was net met Jan naar boven gegaan om naar mijn nek te laten kijken, toen Tineke van beneden riep dat mijn pieper was afgegaan.
Ik geloofde het eerst niet, maar toen zag ik op de pieper dat Daphne inderdaad gebeld had. Ik belde Daphne en hoorde dat zij dacht dat ‘het’ begonnen was.

Ik vertelde Daphne dat ik van haar hield en dat ik eraan kwam. Het was toen 15.45 uur. Iedereen had mij altijd verteld dat de geboorte van een eerste kind wel 20 uur kon duren, dus ik liet me eerst maar even aan mijn nek behandelen. Ik dacht: als ik 20 uur lang naast mijn barende vriendin sta, kan mijn nek maar beter los zijn.
Om 16.15 uur reed ik weg uit Rotterdam en na regen en (hoera!) file kwam ik om half zes in Amsterdam aan. Ik was behoorlijk opgewonden over het feit dat vandaag of morgen ons kind geboren zou worden, maar aangezien ik dacht dat we nog een uurtje of 18 te gaan hadden, was ik eigenlijk vrij ontspannen en had ik niet veel haast.
Binnen een half uur nadat ik binnen was gekomen veranderde dat gevoel van ‘relatief ontspannen’ naar behoorlijk gespannen tot pure stress.

Er gebeurde zoveel. Om 18 uur had Daphne al 6 cm. ontsluiting; hoogste tijd om naar het ziekenhuis te gaan. Maar het VU om de hoek zat vol. Het OLVG, dat wel plaats had, lag niet alleen ver weg maar voerde ons ook nog langs de RAI, waar net de Huishoudbeurs bezig was. Conclusie: rijmt op put met veren.
Tijd om beslissingen te nemen en gezien het feit dat ik de man ben zei ik meteen tegen Daphne: ‘Neem alsjeblieft een beslissing.’ We gingen naar het ziekenhuis.

Slechts één woord past bij deze rit: DRAMA. Na 5 minuten hadden we al spijt dat we waren gegaan: de auto zat muurvast. Ik nog uitstappen en bij mensen op de ramen kloppen of ze even opzij wilden gaan, maar toen ik zag dat dat onbegonnen werk was zijn we maar over het fietspad gereden. Voor het eerst in mijn leven hoopte ik tijdens een verkeersovertreding een politieman tegen te komen (voor een eventuele escorte). Maar het cliché: waar is de politie als je haar nodig hebt, was ook hier van toepassing. Dus door rood licht, over de trambaan, op eenrichtingsstraten tegen het verkeer in rijden was op dat moment de beste optie. Om half zeven kwamen we aan in het ziekenhuis. De weeën waren maar door blijven gaan, ook in de auto. Pas toen Daphne veilig in haar bedje lag hield ik op met zweten. De bevalling was kort maar hevig. Na 55 minuten persen van Daphne en van been en hoofd vasthouden en mee persen (ongelooflijk goeie buikspieroefening, als je een sterkere buik wil moet je hopen dat je vrouw een lange bevalling heeft) met Daphne, kwam onze kleine Emma om 20.46 uur in deze wereld. Uiteraard de mooiste baby van de wereld. Mijn moeder was een kwartier voor de geboorte in het ziekenhuis gearriveerd, daar was ik heel erg blij mee. Zij had 3 mooie ballonnen bij zich en een hele grote kaart en ze zei dat ze hoopte dat Emma mijn neus zou krijgen en dat die neus niet een generatie zou overslaan, zodat Emma de hare zou krijgen. Trotse oma moest al vrij snel terug naar huis omdat ze haar hond niet te lang alleen kon laten, maar heerlijk dat mijn moeder er bij kon zijn!
Dan, drie uur na de bevalling, om 23.45, worden we opeens naar huis gestuurd met een heel klein pakketje, gewikkeld in een dekentje(spooky). Onderweg naar Daphne’s appartement bedenken we opeens dat de dag ervoor, zonder het je te realiseren, onze laatste dag met zijn tweeën was. Een nog interessanter feit: 5 minuten na aankomst in het appartement komen we erachter, dat er een nieuwe baas in huis is. Daphne heeft haar plaats moeten afstaan aan Emma. Eenmaal aangekomen leggen we Emma in bedje. Resultaat:huilen. Uit bedje pakken, paar minuten later terugleggen: weer huilen. Haar bedje uit ons bedje in. Conclusie: vanaf vandaag bepaalt Emma waar ze slaapt wanneer ze slaapt, dus wanneer wij slapen, wanneer ze eet, alles. De dagen erna zijn voor Daphne slopender dan de bevalling zelf Veel bezoek, wat natuurlijk leuk is, maar dat toch wel zijn tol gaat eisen. Na 5 dagen kraambezoek liever even 5 dagen geen kraambezoek. Benauwd krijg ik het als Paul en Anja Haarhuis op bezoek komen met hun bijna 8 weken oude zoon Daan en na een half uur vertellen dat ze weg moeten,omdat ze zelf nog steeds kraambezoek verwachten. Ik geloof dat ik weer heel snel toernooien moet gaan spelen!
Over toernooien gesproken, binnenkort is het weer zover. Na een goeie pauze heb ik toch wel veel zin om weer terug te komen in het tenniscircuit. En dan te bedenken dat ik 12 maanden geleden zeker wist dat ik aan het eind van 1997 zou stoppen. Als ik terugkijk op mijn carrière, was de periode van de Australische Open 1996 (waar ik 3 van de 4 toernooien geblesseerd moest opgeven) tot en met de Franse Open van 1997 mentaal veruit de zwaarste periode. Met pieken (Wimbledon,top 5) en dalen (bijna de rest, met als dieptepunt de Franse Open 1997 tegen Rafter). Na Australie 1996 had ik het al zwaar met mijn motivatie, maar na Wimbledon wist ik helemaal niet meer wat mij naar de baan zou moeten leiden. Ik had immers HET toernooi gewonnen? In de eerste helft van 1997 ging het wat beter, maar toch bleef ik moeite houden met mijn motivatie. Zeker op de trainingsbaan was die ver te zoeken. Na die verschrikkelijke vertoning tegen Rafter in Parijs, ben ik een paar dagen goed gaan nadenken. Ik kwam tot de conclusie dat ik maar één keer leef en dat het geen zin heeft om een sport te beoefenen of wat dan ook te doen, als ik er geen plezier aan beleef. Vanaf dat moment besloot ik dat ik het nooit meer zo ver zou laten komen. Ik ben reëel genoeg om te weten dat je niet iedere dag fluitend de baan op kan lopen ,maar wel toch wel de meeste. Ook had ik besloten om mezelf een steuntje in de rug te geven door in 1998 minder toernooien te spelen (19 ipv 22). Als tennissen mij geen plezier geeft, moet ik daar eerlijk in zijn naar mezelf. Sindsdien beleef ik meer lol aan het tennis. Waarschijnlijk heb ik een bepaalde druk bij mezelf weggehaald. Ik moet niks. Titels, geld en ranking drijven mij niet (meer).
Alleen de vraag: wil ik het? Het is voor mij prettiger werken en ook voor Rohan. Hij hoeft zich alleen nog bezig te houden met mijn tennis en niet met mijn motivatie. Met deze instelling is tennis nog makkelijk een paar jaar vol te houden en ik ben ervan overtuigd dat ik dan zelfs mijn beste tennis nog zal laten zien. Plezier is het belangrijkste, de rest volgt vanzelf.
Het leuke van deze mail is dat er tijdens het schrijven ervan zoveel gebeurd is. Ik heb gegeten, er is kraamvisite geweest, Emma heeft gehuild, dus heb ik haar uit bedje gehaald en heb haar door het huis lopend in slaap gezongen. Ik ken geen slaapliedjes, daarom heb ik haar wat nummers van Prince toegezongen, maar nadat ik Sign O’Times had gezongen besloot ze van ellende maar te gaan slapen. Ze heeft niet meer gehuild om vooral maar niet meer naar mijn stem of depressieve liedjeskeuze te hoeven luisteren. Toen ik haar ging verschonen, vond ik haar navelstreng in haar luier. Mooi moment vond ik dat. Na het doorknippen van de navelstreng is het afvallen ervan voor mij een soort symbolisch welkom in de wereld, helemaal los van alles en iedereen.
Groetjes,
Richard

New York, 6 september
Beste Richard,

Had je geen ander eind kunnen bedenken van ons boek? Ik ben net buiten gaan zitten met een fles Sam Adams. Nadenken, over deze laatste mail. Jouw tennis, jouw opgave tegen Johansson  moet erin centraal staan. Daar zit wel logica in. Maar ik kan me een losser onderwerp voorstellen om mee af te sluiten dan jouw ‘knieval’ op de US Open.
Ik heb geleerd van Parijs en Pioline en mijn reactie daarop dat ik mijn vragen moet onderbouwen. Die vragen heb ik vanmiddag in radioverband al gesteld. Speelde de spanning van zo’n Grand Slam een rol, is onder hoogspanning de pijn in je linkerknie minder makkelijk te dragen. Is het alleen maar een kwestie van pijn die te erg is, of speelt ook irritatie een rol? Dat je het niet kunt verkroppen dat je niet fit bent en dat je knie je een blok aan het been is.
Nee, de spanning speelde geen rol, zei jij. Het was puur een fysieke kwestie. Wie ben ik om het daar niet bij te laten. Iedereen laat het erbij.
Eerst dit: ik twijfel niet aan de oprechtheid van je woorden. Je knie is kaduuk en dat is waardeloos. Topsporten met een lichaam dat tegenwerkt, is schilderen zonder penseel.

Maar ik denk dat er meer speelde dan alleen maar een knie die optimaal lopen onmogelijk maakte. Je speelt met diezelfde knie Toronto en haalt de finale. Met die knie was je tegen Clement en O’Brien in een prima vorm. En in de wedstrijd zat niet één beweging die een acute verergering veroorzaakte. Daarom zie ik meer in een kruisbestuiving van factoren.

Heb jij soms ‘moody’ dagen? Dat je hoofd zegt dat je wilt en moet en je wilt ook en je moet ook. Maar dat je het diep in je hart effe zat bent om je altijd maar waar te moeten maken en dat de hele bliksemse boel erom heen je teveel is? Is de kans op zo’n dag groter aan het eind van een lange reeks weken van huis? Voeg daarbij de spanning van een Grand Slam en van die vervelende wind die op de baan blijkt te staan en ik heb die zaken aangestipt die de pijn in jouw knie wellicht van een vliegwieleffect hebben voorzien. Niks is gespeeld, niks verzonnen, maar de optelsom is groter dan alleen maar die pijn bij het bewegen. Rare gedachte?
Toevoeging. Wil ik met de vinger wijzen? Nee, dat weet je. Al te vaak loeren mensen op een gelegenheid om een ander ‘kleiner’ te maken. Jij bent hoe je bent, met alles erop en eraan. ‘Van ‘beroemdheden’ wordt altijd maar verwacht dat zij moeiteloos om kunnen gaan met alle fysieke en psychische belasting die op hen af komt. Maar als ik me niet vergis, ben jij uiteindelijk ook gewoon een jonge vent van vlees en bloed en van zesentwintig jaar. Ik schets dat ‘vliegwieleffect’ dan ook niet om je te betichten. Misschien heb je er wat aan. Over een ander schema met een kortere aanloop naar de Grand Slams en meer toernooien ‘ertussendoor’ zou je kunnen nadenken. Ik noem maar wat.
Maar genoeg nu op de valreep van onze ‘Netpost’ over tennis. Moeten we het nog over New York hebben? Ik houd van deze stad, omdat de waanzin van de moderne mens er zo uitvergroot vanaf straalt. Met een glas wijn erbij gaan we het nog een keer hebben over NYC. Maar niet alleen over New York, bij het nalezen van onze mailtjes bekroop me de behoefte om tal van dingen nog eens extra onder de loep te nemen. Later, onder ons.
Het is nu zondagnacht half vier. Straks ga ik mijn laatste mailtje weg doen naar je. Ik heb er een beetje een weemoedig gevoel bij. Ik vond het leuk om dit zo samen met jou te doen. Elke dag even kijken of er nog een mailtje van je bij zat, daar ben ik de laatste maanden bijna aan verslingerd geraakt.
We komen elkaar weer tegen, dan praten we verder. Het beste met je knie.
Aan jou het laatste woord.
Groetjes,
Theo

Muiderberg, 9 september
Beste Theo,
Bedankt voor je laatste mail. Het is logisch dat mijn knie centraal staat in jouw stuk, maar ik probeer mijn antwoord toch zo beknopt mogelijk te houden. Ik wil het onderwerp niet dood zwijgen, maar er te veel over schrijven wil ik ook weer niet. Al je ‘kruisbestuivende’ verklaringen ten spijt, kies ik toch voor de elementaire natuurkundige wet, dat de meest voor de hand liggende verklaring meestal de juiste is. We weten allebei wat het probleem is, wat er moet gebeuren en dat wat in New York is gebeurd, kon gebeuren. Voordat ik naar Amerika ging, wist ik dat mijn linkerknie een ’tijdbom’ was, zoals het Algemeen Dagblad dat zo plastisch beschreef. Het is te danken aan de expertise van Jan Naaktgeboren dat ik überhaupt nog zo lang heb kunnen spelen. Ik wilde het gewoon proberen. Hardcourt is mijn ondergrond, en met mijn finale in Toronto en mijn halve finale in New Haven heb ik laten zien dat ik in vorm was. Natuurlijk had ik me de US Open anders voorgesteld, maar geloof me, voordat ik opgeef, moet de pijn echt ondraaglijk zijn. Toch moet je begrijpen dat ik verder niet lang stil wil staan bij het fenomeen De Knie. De Knie, De Knie, elke persconferentie ging over De Knie. Je was er zelf bij: op ’n gegeven moment zat ik steeds hetzelfde antwoord te geven op dezelfde vraag. Ik begrijp en waardeer de interesse, maar ik ben meer dan mijn knie – hoewel het moeilijk is om mezelf daar momenteel van te overtuigen.

Ik heb al jaren problemen met De Knie, al was het eerst mijn rechter. Na een operatie eind ’96 gaat het daar goed mee, de huidige Knie is al twee jaar mijn linker. Dramatisch dieptepunt was natuurlijk eind vorig jaar, toen ik in Parijs tegen Björkman moest opgeven en mijn kans op Hannover moest laten gaan. Mijn opgave vorige week in New York is een nog dieper dieptepunt, al vraag ik me af of je kunt spreken van een overtreffende trap in diep. Tegen Björkman wist ik al wat er moest gebeuren met mijn knie: een operatie natuurlijk. Binnen een paar uur kan mijn blessure verholpen zijn. Waarom heb ik dat toen dan niet gedaan? Dat heb ik in een vorige mail al eens uitvoerig bij uit de doeken gedaan. Even resumeren: een operatie blijft een operatie. Een chirurgische ingreep moet je nooit onderschatten; denk bijvoorbeeld alleen al aan het residu van een narcose dat maanden in je lichaam blijft. Bovendien krijg ik geen garanties. Mijn knie kan er postoperatief op de foto beter uitzien, maar dat hoeft niet te betekenen dat hij ook daadwerkelijk beter aanvoelt. En tenslotte: een revalidatie is mentaal zwaar. Je moet geduldig, hongerig en verstandig zijn. Een totale revalidatie gaat acht weken duren en dit proces kan je niet versnellen. Integendeel, wanneer je het gevoel hebt dat je tijd moet inhalen en daardoor te gehaast revalideert, loop je de kans dat je je knie overbelast en het genezingsproces dus vertraagt.

Ook wanneer je niet gemotiveerd bent om te revalideren, moet je het niet doen. Ik was mentaal gewoon niet klaar voor een operatie. Bovendien kreeg ik vorig jaar last van mijn voet, het gewraakte ‘plantar fasciitis’, tijdens het indoorseizoen. Er was een duidelijk verband tussen mijn voet en mijn knie. Ik dacht dat wanneer ik veel zou trainen en de voetblessure onder controle kon houden, ik het nog een jaar zonder operatie zou kunnen redden.
En dat was me bijna gelukt. Maar zoals ik je al uit New Haven schreef, kreeg ik in Cincinatti weer last van dezelfde voetblessure. Met zo’n pijnlijke bult onder je voet ga je toch anders lopen, en omdat mijn knie al niet optimaal is, kreeg ik een reactie. Sinds New Haven heb ik alleen maar pijnstillers geslikt. Ik weet dat ik eind vorig seizoen heb gezegd dat ik dit jaar geen pijnstillers voor mijn knie meer zou slikken. Zou ik toch weer aan de pijnstillers gaan, dan was dat hét teken om me te laten opereren. Ik ben dus weer een stapje verder gegaan. Niet echt consequent van me, maar ja, ik wil spelen.

Het was trouwens wel weer interessant om wat reacties te horen na mijn opgave. McEnroe was bijvoorbeeld heel negatief over mijn opgave. Hij zei als commentator op de Amerikaanse tv dat hij mij “een zacht ei” vond. Misschien werd dat veroorzaakt door de verwarring; mijn scheidsrechter had begrepen dat ik last van mijn maag had. Maar al was het ‘alleen maar’ mijn maag geweest: wie is hij om zomaar wat te oordelen? Nu is de charme van McEnroe dat hij eerst zegt en dan denkt, maar wanneer ik net zo’n (letterlijk en figuurlijk) pijnlijke beslissing heb genomen, zit ik er niet op te wachten dat iemand mij een zacht ei noemt. Toen ik hem later in de kleedkamer zag en hij vroeg wat er eigenlijk met me aan de hand was, heb ik hem alles haarfijn uitgelegd. Hij keek toen een beetje verbaasd en zei “dat ik dit heel goed geheim had gehouden”. Geheim? Hij had gewoon te snel geoordeeld over mijn blessure. Niks geheim. Alsof ik week in week uit zou moeten verkondigen dat mijn knie niet goed is en dat ik me eigenlijk moet laten opereren. Hier in onze mailtjes ben ik wel uitvoerig op mijn blessures ingegaan, maar de bedoeling van dit boek is dan ook om de lezer (alle drie?) nu eens van dichtbij te laten meemaken wat het leven van een proftennisser inhoudt. Ivan Lendl heeft ooit gezegd, dat wanneer een speler zijn wedstrijd uitspeelt, hij blijkbaar fit genoeg was om te spelen. Punt. Pas wanneer je een wedstrijd daadwerkelijk staakt, kun je over je blessure praten in de pers. Zo denk ik er over. Maar wat heeft men liever: zo’n Andre Agassi, die op Roland Garros van Marat Safin verliest, en dan na de partij in de persconferentie gaat klagen over een pijnlijke borstspier, waardoor hij een bepaalde bal niet kon slaan, en ja, heus waar, daarom had hij de partij verloren. Houd toch op. Speel wel, of speel niet.

Van een Nederlandse journalist hoorde ik echter dat het gehele internationale perscorps had allemaal zo sneu voor Andre had gevonden. Blijkbaar houdt iedereen wel van een mooi stukje drama. Ik kan dat niet. Ik ben een emotioneel mens, maar ik doe aan profsport en niet aan amateurtoneel. Als je echt zoveel last heb, dan stop je toch gewoon? Of je houd je mond tijdens de persconferentie. Ik speel heus wel eens parijen dat ik ergens last van heb, maar als de pers mij later vraagt wat er was, dan zeg ik gewoon dat de ander beter was, dat ik mijn dag niet had, of dat ik niet goed bewoog. Maar ik zal nooit zeggen dat het kwam omdat ik ergens last van had. Dan had ik namelijk gewoon moeten stoppen. In New York ben ik dan ook gestopt. Geen wind, geen extra spanning, geen vliegwieleffect, gewoon ondraaglijk veel pijn. Misschien moet ik het in volgende persconferenties ook maar telkens over al mijn fysieke ongemakken hebben. V¢¢r mijn operatie werd ik bijvoorbeeld jarenlang iedere ochtend met pijnlijke, stijve knie‰n wakker. Had ik daar dan iedere keer uren over moeten uitwijden? Het enige probleem is dat ik me dan zo’n klager voel. Maar ja, ik heb Tsjechisch bloed, en volgens een artikel dat ik laatst heb gelezen, is klagen de nationale volkssport in Tsjechië. Ik zou na iedere wedstrijd ook niets kunnen zeggen, á la Rios. Maar ja, als je een witje laat tussen twee punten, trekken mensen hun eigen lijn wel. En dan worden er weer meningen over je geventileerd die niet kloppen. Dan gaan mensen weer dingen roepen zonder dat ze de feiten kennen. Daar hebben meerdere mensen nu al last van.
En de boer, hij ploegde voort. Zo. Genoeg. Lekker ‘beknopt’ gereageerd!

Om het nog even over New York te hebben: in het clubhuis van Wimbledon prijkt een prachtige spreuk boven de deur, iets in de geest van dat je triomfen en nederlagen met hetzelfde opgeheven hoofd moet benaderen. Dus toen het nieuwe stadion op Flushing Meadows klaar was, dachten de Amerikanen natuurlijk: dat kunnen wij ook. En plakten vervolgens Frank Sinatra op de muur: “New York, New York. If you can make it there, you’ll make it anywhere”. Behoorlijk banaal, vind je niet? Maar ze menen het ook nog. Wimbledon? Best aardig. Maar je bent pas een echte ster als je de US Open wint. New York zindert en vibreert op een hele aparte manier. Het toernooi is dan ook altijd een gekkenhuis, met de superrumoerige New Yorkers als vaste bewoners. Ik kom er nu al voor de achtste keer, en als je wat jonger bent, drijf je nog helemaal mee op de vibe van de stad. De laatste jaren werd die ‘vibe’ steeds meer een stoorzender en koos ik liever voor een klein en rustig hotel. Maar nu ik voor het eerst met Emma in Manhattan ben geweest, is me pas goed opgevallen hoe New York steeds meer ‘implodeert’: zoveel herrie, vuiligheid, getoeter, geschreeuw en ellende – echt een aanslag op je zenuwen. Misschien word ik een ouwe lul, maar New York is werkelijk de Apocalyps vergeleken bij de groene stilte van Muiderberg. Opgeven was vreselijk, maar voor het eerst teruggaan naar mijn nieuwe  huis, naar Muiderberg, was een zegen. Er zat helaas nog een stukje oceaan tussen, en je kent ons enthousiasme om te vliegen. De middag dat we naar JFK reden, raasde er ook nog een tornado over ons hoofd, dus Daphne stond helemaal stijf van de zenuwen. Nog voordat we opstegen nam zij een zware slaappil en mocht ik me de hele vlucht huiswaarts met Emma bezighouden. Zo kreeg ik niet veel tijd om me met mijn vliegangst bezig te houden, want dan moest ze weer een flesje, een luier of een dutje. Er was flink wat turbulentie onderweg, maar hoe dichter we bij Nederland kwamen, hoe minder het gerammel werd. Het werd ook steeds rustiger in mijn hoofd. Ik had dit jaar een klein dakterrasje bij mijn hotelkamer, en in het vliegtuig bedacht ik me opeens dat dat een prima plek was geweest om een glas champagne te drinken op het einde van ons boek. Vooral ’s avonds voel je je er ‘on top of the world’ met al die flonkerende lichtjes om je heen. Je schreef dat je de laatste maanden aan mijn mailtjes verslingerd was geraakt. Dat begrijp ik. You’re only human. De champagne is er nu niet van gekomen, Theo. Maar we zetten ‘m koud. Voor 1999. En ik bedoel niet op 31 december.

Groetjes,
Richard


Dit bericht is geplaatst in Gedane zaken, Netpost (sportboek met Richard Krajicek). Bookmark de permalink.