Tuig

Geen gevecht zonder goeden en slechten. Wel zo duidelijk. Leve het alibi voor strijd. Meesters zijn we in het creëren van zwartwitte vijandbeelden. Woensdag was Petra Stienen te gast bij Pauw en Witteman. Lang geleden dat iemand, lichtelijk geaffecteerd, zo mooi het woord ‘tuig’ bezigde. Het betrof de mannen en jongens op kamelen en paarden, die ingehuurd door Mubarak, woensdagnacht insloegen op de Egyptenaren die hun land zo graag anders georganiseerd zien.
Een typisch geval van goede en slechte lui, toch?

Als de stofwolken en hopelijk geen kruitdampen zijn opgetrokken en we verder in de tijd zijn, blijkt zo vaak dat alles net een slag anders lag. Hoe slecht was de slechterik in de tachtigjarige oorlog? Weten we nog wie wie waarom met welk recht in de Hoekse en Kabeljauwse twisten de kop insloeg?
Toegegeven, het vecht niet gemakkelijk in het besef dat hij voor groot deel jou had kunnen zijn en andersom. Dat je beiden probeert om al prutsend en ploeterend wat van je ongevraagde leven te maken.
Bovendien kijkt het minder lekker in ons tv-theater als je niet volop partij kiest.

Waar groeide tuig op? Welke armoe zag tuig thuis? Was vader zonder scrupules bezig ‘zijn kloten te redden’? Waar zag tuig een uitweg? Hoeveel centen waren er de laatste maanden, jaren te besteden? Hoorde hij ooit een ander geluid? Spijt het hem om te zien dat voor zusje, slimmer dan hijzelf, studeren een utopie is? Heeft tuig liever een schoon hemd dan een schoon geweten? Liever geld en brood dan idealen?
Stonk tuig naar angstzweet toen hij het Tahrir pleinde opstormde? Hoeveel glazen extra moest hij ’s avonds drinken om een knagend onbehagen te beteugelen?

En als de afloop goed mag zijn, als vandaag de hoofdrolspelers heen weten te springen over de schaduw van het vijanddenken, hoe trekt tuig dan verder?
Wat als hij Omar tegenkomt, zijn vroegere buurjongen, op wie hij na een luttel eeuwigdurend moment van oogcontact toch insloeg? Omar zegt: ‘Weet je dat je op de Nederlandse televisie door edelen van geest bent uitgemaakt voor tuig.’
Tuig haalt de schouders op, buigt even het hoofd en is blij als zijn oude vriend voorstelt samen een kop koffie te drinken.

Dit bericht is geplaatst in Columns, Columns Leidsch Dagblad. Bookmark de permalink.