Vrijdagochtendblues

Het kan evenzogoed die van alle ochtenden zijn. Maar een mens mag niet verzanden. En ja, er zijn echt wel goede lieden. Altijd moet je geloven dat het ooit allemaal anders zal marcheren. Maar luister, kijk en geef toe dat we daar nog minstens vijftigduizend jaar voor nodig hebben.

Herhaling van zetten, want ik schreef het al op in De Dolende Man. Door geen hond gelezen. Niet goed genoeg. Haalde lang niet het niveau van Kluun of Grunberg. Mensen lazen het en zeiden er maar liever niets over. Te zwartgallig. Of lazen het in het geheel niet. Maar het stond er al wel allemaal. En toch doorhannesen, blijven blaten, bezig blijven met van alles en nog niks. Mocht het, mocht een mensenman zijn bezorgdheid, zijn wanhoop opkalken. Ja, dat had gemoeten, met joekels van ‘JEZUS REDT’ letters op alle daken.
De verwarring is eindeloos, niemand die maar enig idee heeft over hoe verder. ‘Meneer, we gaan sluiten’. Het was de suppoost van de Tweede Kamer. ‘Voorgoed?’
Dat geneuzel om niets. Om randgebeuren. Hoeveel mannen en vrouwen zijn hier, in een van de rijkste landen ter wereld, niet aan de antidepressiva, de drank, of andere pillen. Honderdduizenden! Levens worden weggegooid om alle valse, aangekweekte behoeftes te bevredigen. En de aarde huilt.
Halsema schreef een boekje, ‘Geluk’. Oprechte boodschap: we consumeren teveel en leven te gehaast en hufterig. Maar dat zijn drie alinea’s en zelfs die kenden we al. Wat gaan we eraan doen? We kappen regenwouden, vissen zeeën leeg, voor iedereen die niet ziende blind wenst te zijn is duidelijk dat we zo de komende tientallen jaren niet verder kunnen. En in die periode gaat de wereldbevolking ook nog eens verdubbelen. Maar in de politiek zijn de hoofdrolspelers gevangen in de koplampen van de kiezersgunst en vangen links en rechts elkaar als kleuters vliegen af. ‘Doe jij dat, zeg je zo, dan ga ik niet meer met je spelen.’ En dan komt ’s avonds in P&W een van onze grote cultuurvolgers, Maarten van Rossum, onnadenkende dingen roepen en ook heel moedig drie keer ‘reet’ om zijn imago te bevestigen.
Het is allemaal om het oneindig benauwd van te krijgen. Goedbedoeld, zeker. Cohen nu weer naar Sittard, onverminderd respect voor wat alle werkers aan de publieke zaak doen. Maar kunnen we het in hemelsnaam over de essentie krijgen, over de rode draad van wat waarom fout gaat. Ja, zoals in De Dolende Man. Het ergens over hebben. Het alsjeblieft ergens over hebben. Maar wie schrijft er om ‘bij te dragen’? Ja, aan de eigen kas, aan het oppoetsen van het uithangbord. Zo, die kan schrijven. Sjonge, moet je zijn column eens lezen. Bijna altijd zelfbevlekking. ‘Kijk mij eens vaardig de pen hanteren.’
Maar op deze plek zal ik nog een tijdje taalkundig onbeholpen, schrijfstijlloos, kan mij wat schelen, geen schone intellectuele, filosofische schijn, alles doorprikken dat vals is. En wanhoopskreten slaken. Niet elke dag. Vandaag wel. Bewolkte dag.
Als alle zinloze gekakel mocht verstommen, ach, hoe zalig stil zou het zijn. Niets is wat het lijkt. Bijna alles hangt van misleiding, domheid en gebrek aan wijsheid aan elkaar.
O.k, genoeg, denk aan je gezondheid, dimmen nu, mediteren en de mantra herhalen: ‘Er zijn ook lui van goede wil. Er zijn ook lui van goede wil. Er zijn ook lui van goede wil.’
En dan een volgende keer weer opgewekt er tegenaan. Ik leg het allemaal nog wel eens uit.

Dit bericht is geplaatst in Columns, Columns Leidsch Dagblad. Bookmark de permalink.