Tour en Wimbledon uitersten

(Planet, jaren negentig)

Tour en Wimbledon uitersten!

Eén weekeinde steken deze tegenpolen schril tegen elkaar af! Elk jaar zijn er begin juli die twee dagen dat de botsing plaats vindt tussen de finales van Wimbledon en de start van de Tour de France. Allebei sport, maar zó uiteenlopend. Zie er een metafoor in voor het leven. Waar de jetset van geniet en hoe de arbeider ploetert.

Wat ging Roger Federer de ‘hoogmis’ op het heilige gras van Wimbledon mooi voor. Alleen al die clichés! In de Tour de France is die hoogmis een loodzware werkdag en hoe ver verwijderd van dat heilige gras is het zuigende asfalt van die puisten die beklommen moeten worden.

Federer is het summum van schoonheid. Technisch volmaakt. Altijd is de Zwitser bezig met de zuiverheid van de slag, met het ultieme moment van raken, met het tot achter de komma lezen van een rally. Hij loopt met als enig doel om daarna wat moois te doen met de bal. Afzien is een afgeleide. Zijn slapen bonzen niet, noch verzuren zijn benen. Roger is een kunstenaar met racket.

Het is ook weledelgestreng volk dat komt kijken naar die fijnbesnaarde in het wit gestoken artiesten op het streng gemillimeterde gras. De lui met geld over. Voor wie leven een kunst is. Hoe haal je genot uit de dagen? Hoe voorkom je verveling? Je gaat kijken naar beschaafde mannen en vrouwen die van sport kunst maken. Die niet vloeken, geen aanstoot geven, die schilderwerkjes op de baan leggen, zonder dat je de geur van zweet ruikt. En je applaudisseert ingetogen als de Hogepriester aan het slot van de mis gecontroleerde emotie toont. En je reageert opgelaten als een dag eerder een zwarte speelster (Venus Williams) extatisch springend vloekt met de ingetogenheid van haar omgeving.

Aan de Tour de France is niks fijnbesnaards. In alles is dit sportevenement een tegenpool van Wimbledon. De Tour is rauw, volks, gaat juist niet over schoonheid, of die moet zitten in de mooie metafoor die deze slopende tocht door Frankrijk voor het harde arbeidersleven vormt. Maar dat is een schoonheid die vooral de verdwaalde intellectueel erin wil zien, omdat hij zo graag bij het volk wil horen. Maar als je op die fiets zit en bidt om niet nóg een helling, niet nóg een gat dat dichtgereden moet worden, dan heb je weinig te schaften met elitaire vergelijkinkjes.

Hoe kom je dag door? Hoe haal je meet? Je wilt ophouden. Lichaam en geest gebieden je te stoppen. Genoeg geweest. Maar je zit eraan vast. Dit is jouw werk. Je ziet af, lijdt pijn, maar je moet naar de finish. En tijd voor mededogen is er niet onderweg. Je collega’s verlinken je als je niet oplet. Je geeft alles, maar de rest werkt niet mee, dus het is vergeefs. Niemand heeft oog voor het beste dat jij kan geven. Je hunkert naar de prikklok. Dat het voor vandaag over is. Nee, onder het doek, bij de poort staat niemand met bloemen. De kussen van de rondemis zijn voor de ander.

En de dag erna herhaalt alles zich. In ergere vorm. Extra obstakels zijn er in de vorm van bergen waar je overheen moet. Er is weinig ‘schoons’ aan. Het vraagt geen bijzondere techniek, geen timing, geen inzicht. Je moet trappen, heel hard trappen, stoempen, zorgen dat je boven komt. Je verschuilen zit er niet in. De veiligheid van de groep ontvalt je. De smart is geen halve smart meer omdat je hem kunt delen. Het is nu ieder voor zich.

Je geeft en geeft. Ai, dank, dank, je bent boven. Verkoeling, even een moment van ontspanning, maar direct erna de spanning van het dalen. Moed moet je tonen, durf te vallen in de bocht om te voorkomen dat je valt. Verstand op nul. Een steen ben je, meer niet, een steen op dunne bandjes. Je ziet af om daarna langs de afgrond te scheren. Dat is jouw leven.

Je bent leeg, op, over en sluiten is het met je. Maar de tocht moet voltooid. Slechts een enkele rustdag wordt je gegund. Waar haal je de kracht vandaan om door te gaan? Ach, toe, laat me snoepen. Help me. Het mag niet, ik word gekruisigd als ik gesnapt word. Maar vertel me, hoe moet ik verder?

Langs de kant volk. Gewoon volk. Wat heet ‘gewoon’? De van 9 tot 5 werkers van het hele jaar door zijn afgezakt naar Frankrijk. Wagen in de berm, bier, veel bier, op de barbecue het vlees en zij onder de zon. Ze zijn in afwachting van hun helden. De nacht ervoor hebben ze Zijn Naam gekalkt op de weg.

De arbeiders op de fiets en die langs de kant hebben een geheim verbond. Zij vieren in die drie weken Tour hun ‘feest’ der wederzijdse herkenning. Nog geen duizend dopingschandalen gaan die band breken.

Waarmee vereenzelvigt u zich? U benijdt de ‘gelukkige minderheid’ van Wimbledon met al zijn hebben en houden? Benijdt u ook hun ‘zoeken naar zin’? Of zit de zin van het leven juist in lijden? Kom eens aan met dit gezeik als je tegen de derde col op één dag moet op fietsen.

Dit bericht is geplaatst in Columns, Gedane zaken, Sport. Bookmark de permalink.