Vrede met, streep door ‘en toch’

‘VREDE MET, STREEP DOOR ‘EN TOCH’

Inleiding
Al enige tijd plaats ik op deze plek alleen nog liedjes en ‘gedichten van na’. Om niet onnodig interessant te doen: van na wil zeggen gemaakt na de prostaatkanker.
Geen zin heb ik meer om me nog te bemoeien met de dagelijkse gang van zaken. Ik had beloofd dit besluit te duiden.
Overigens blijft de site online. Af en toe zal er nog een gedicht verschijnen, of als de aanvechting groot is wat woorden gewijd aan iets banaals als sport. Of politiek. Of religie. Alles is gelijk banaal.

Matig, niet moedig denken
Niet zo vaak wordt er helder gedacht. Zonder vooroordelen. Moedig. Dat geldt ook, of misschien zelfs wel vooral voor (vaak linkse) intellectuelen. Die beredeneren alles door hun bril van vermeend moreel gelijk. Hen kleeft de arrogantie aan van ‘ik ben een goed mens, jij denkt anders, jouw mening is verwerpelijk, jouw idee bestrijd ik met alle middelen, want ik draag het hart op de goede plek en jij niet’.

Maar waarom zouden hun denkbeelden beter zijn dan andere? Kan iemand zeggen wat ‘beter’ inhoudt? Dat je opkomt voor de minder bedeelden, de zwakkeren? Waarom is dat goed? Hoe kom je daar dan voor op? Wil die minder bedeelde dat zelf wel? Of heeft die niets op met moreel verheven betweters die zelf een rijk leven leiden. Is ook de zwakkere wellicht beter af bij een samenleving die, zoals de onze, is ingericht op het recht der sterkste? Beter dan in welk arbeidersparadijs ooit?

Onze God is dood gedacht, en dan?
Dat slechte denken van zogenaamde verlichten zit hem bijvoorbeeld in niet rechtlijnig door durven denken na de voor de hand liggende constatering dat God een menselijke projectie is, een verzonnen antwoord op de vragen ‘waarom zijn we’, ‘waarom lijden we’ en ‘wat betekent de dood’.
Dat ‘door durven denken’ is van belang. Daar gaan we: geen God, geen heilig boek, geen sturing, de mens bepaalt eigen koers, bepaalt zelf wat goed en kwaad is, het goed en kwaad van de een kan evenzogoed het kwaad en goed van de ander zijn, er is geen moreel kompas, de mens stuitert zonder richtinggever door de dagen heen en al zijn ideeën over moreel verheven, of zogenaamd wenselijk menselijk gedrag zijn verzonnen, arbitrair, er is geen morele liniaal waarlangs ons handelen gelegd kan worden.

Lees voorgaande alinea nog wat keren, overzie de consequenties en begrijp dat u uw gedachtegoed rustig bij het vuil kunt zetten. Of haal er op zijn minst het morele gelijk vanaf.

Want op basis waarvan zou, even praktisch gesproken om de boel op scherp te stellen, Wilders een slechter mens zijn dan Pechtold, of de paus een beter mens dan Hitler, of Van der Dunk superieur aan Brinkman en zo door.

Er is geen goed en ook geen kwaad
Enige tijd geleden woonde ik een gespreksdag over godsdienst bij. Inleidend spreker Anton Zijderveld afficheerde zich als agnost, als iemand dus die vindt dat we niet kunnen weten of God al dan niet bestaat. Is goed. Maar dat hield in zijn optiek niet ‘twijfel aan alles’ in. Dat je als mens tegen de doodstraf bent, bijvoorbeeld, daar kon en mocht dan weer geen twijfel over bestaan. Zomaar een voorbeeld van matig denken.
De een is voor de doodstraf, de ander vindt zijn ras superieur, de volgende oordeelt dat hij er recht op heeft dat de ander hem helpt het leven te beëindigen als hij het zat is. Ga maar door en zie onder ogen dat in geen enkele nerf van enig blad ooit stond of zal staan wie in welke zaak waarom gelijk heeft of niet.

Geen kunst om onze God dood te verklaren, ieder weldenkend mens kan niet anders. Maar de consequenties van ‘onze God is dood’ aanvaarden kan en durft het weldenkend mensdeel niet. Er is geen goed, er is geen kwaad, elke mening is relatief. Niet leuk, zegt u. Kan zijn, maar het ligt, of we er nu aan willen of niet, in het onvermijdelijke verlengde van de rationele streep die we door ‘onze God’ hebben gezet.

Uw Iets en de kerk
Met ‘onze God’ doel ik op een hogere macht die u en mij in zijn hand zou houden. Natuurlijk fabriceren velen tegenwoordig een eigen God, een persoonlijke perceptie van een hoger Iets, of wat dies meer zij. Kan, is begrijpelijk, maar ook hier geldt dat uw Antwoord het mijne niet hoeft te zijn. Oftewel, we kunnen er niets mee als leidraad voor ons samenleven.
De kerk als instituut, van welke snit ook, gruwt van bovenstaande. Ook van uw Iets. Die is groot geworden op basis van uitgevente onwrikbare waarheden en dogma’s, niet op basis van twijfel. Om diezelfde reden zullen ze ook weer klein worden, al zal de geloofgrage medemens nog lang te paaien zijn.

Natuurlijk weten mannen als Benedictus, Khamenei, Bodar en Rouvoet hoe het spel gespeeld wordt. Dat kun je verwerpelijk vinden, deed ik ook lang, maar ja, ook hier geldt dat er geen enkel moreel gelijk bestaat om intelligente geestelijken te kapittelen voor het willens en wetens dom houden van de massa. Die houden we liever gelukkig zullen ze zeggen, die slaan we de hoop niet graag uit handen, die hebben baat bij orde, bij een waakhond. Zo ziet u, voor elke handeling bestaat een gedoogredenatie.

Grondwet ‘heilig boek’
Voelt niet prettig, hé, dat uw oordeel ‘toevallig’ is, inwisselbaar, tot stand gekomen op basis van een toevallig nest waarin u geboren bent en wat toevallig DNA dat u meekreeg.
Het zou anderzijds de pertinentie in alle beweringen klein moeten maken. Dit vind ik, wat vindt u, respecteert u mijn kijk, ik de uwe. En laten we het, als we gedachten uitwisselen, eens zijn over het volstrekt willekeurige van ons oordeel.
Is dat de dood in de pot? Is het verschrikkelijk dat een moreel oordeel niet meer uit te spreken is bij ontstentenis van een Hogere Maatlat? Begrijpelijk, maar aan het verheffen van onze ratio viel niet te ontsnappen en we zullen er alle gevolgen, hoe wrang die soms ook lijken, van moeten dragen. Een beetje logisch nadenken, tot aan een bepaalde grens, bestaat niet.

Hoe dan samen te leven? Is dit geen regelrechte aanleiding tot anarchie als we inzien dat elk moreel oordeel van menselijke snit is, dus arbitrair, aanvechtbaar? Nee, dat is het niet. Uiteindelijk moeten we samenleven. Om dat in goede banen te leiden, stelt een meerderheid regels op waaraan een ieder (pech voor de minderheid) zich moet houden op straffe van. Zo hebben we besloten dat het geen pas geeft een ander het leven te ontnemen, enzovoort. Doet iemand dat toch, dan veroordelen we hem, halen hem weg uit het openbare leven. Zo’n oordeel is praktisch, maar moreel neutraal.

Belangrijk kan ook de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens zijn. Ook daarvoor is wereldwijd een met de mond beleden breed draagvlak. Die rechten ook overal beschermen is een utopie gebleken.

In eigen land (en de meeste westerse landen) is de grondwet ons heilige boek. Een ieder mag denken, doen, zeggen wat hij wil, mits het binnen de grenzen van de wet blijft. Tegenwoordig is het in de mode om mede de grenzen van fatsoen als leidraad te nemen. Is leuk, maar een burger zal het leven vanuit bepaalde normen en waarden pas toepassen als de meerderheid die wetmatig heeft vastgelegd. Anders doet de een dat toevallig wel, de volgende niet.

Na ons de zondvloed
Die meerheid die een grondwet opstelt en erop toeziet dat middels het strafrecht de regels gehandhaafd blijven, moet daartoe wel de kans krijgen. De geschiedenis is doorspekt van samenlevingen waarin één persoon, of één religie, of één partij wist wat goed was voor een ieder zonder dat daarop nog controle mogelijk was.
Logisch dat die meerderheid dit ten lange leste niet accepteert en streeft naar het systeem dat zo goed en zo kwaad als het gaat de wensen van de grote groep respecteert: democratie.

Ik schrijf ‘zo goed en zo kwaad’ omdat meestentijds democratie al te zeer als hét middel tegen alle kwalen wordt gezien. Maar deze staatsvorm draagt ook kenmerken die op andere terreinen als ongunstig kunnen worden beschouwd. Hoewel het in de meeste kringen nog ‘vloeken in de kerk’ is om die te benoemen.

Daar gaan we: de meerderheid laat zich bespelen en die meerderheid wil het vooral zelf vandaag zo goed mogelijk hebben. Om die in ons land vierjaarlijkse gunst van de meerderheid van de kiezers te verwerven moeten politieke partijen daarom altijd een strategie van ‘na ons de zondvloed’ voeren. Met andere woorden: democratie is vanuit haar wezen behoudzuchtig en niet ingericht op het voeren van politiek die op lange termijn werkt (denk aan milieu, bevolkingsgroei, enz.).

Democratie dan maar
Wie notie neemt van alle crises die de wereld kent – die vragen om een beleid dat vanaf vandaag rekening houdt met hoe de wereld er over langere tijd uit zal zien – moet constateren dat de wereldwijd nagestreefde democratie in het bestrijden van die voor het voortbestaan van de mens cruciale crises letterlijk en figuurlijk de dood in de pot is.

Het tussenkopje ‘democratie dan maar’ geeft aan dat andere staatsvormen weliswaar beter geschikt kunnen zijn voor het welzijn van de aarde en haar komende generaties, maar dat die het kenmerk dragen van ‘een kleine groep die weet wat goed is voor de meerderheid’. Dat is op zich niet uit te sluiten, maar het misbruik ervan evenmin. Te gevaarlijk daarom, onwenselijk.
Het is kiezen tussen twee kwaden. Democratie dan maar. De meerderheid wil (nog) niet substantieel inleveren voor het nageslacht.

U ziet staan (nog). We mogen niet uitsluiten dat de mens op termijn transformeert naar een wezen dat haar welzijn afhankelijk acht van het ondergeschikt maken van de eigen actuele behoeftes aan die van alles dat leeft, nu en in de toekomst.
Soms droom ik daarvan, maar misschien komt die transformatie er nooit, is die zelfs wezenlijk strijdig met onze diepste drijfveer het eigen leven optimaal te beschermen. En een transformatie ‘op termijn’, dat kan er ook een zijn die misschien nog vijftigduizend jaar vraagt. Dat zou nog steeds een tel op de totale tijdslijn van de evolutie zijn, maar geeft de aarde ons die tijd?

Babylonische spraakverwarring
Laat ik nog eens stilstaan bij de consequenties van wat ik beweer. Geen God, geen Waarheid, alles keuze, iedereen kiest anders, de meesten onderkennen het totaal relatieve van wat ze beweren niet, oftewel er is sprake van een voortdurende strijd, altijd aanvankelijk verbaal, maar vaak uitmondend in tal van vormen van geweld.
Is daar iets aan te doen? Nee, niet aan de diepste oorzaak, die van richtingloosheid. Wel zou het al flinke winst opleveren als rechts en links, gelovig, atheïst en humanist zouden inzien dat hun strijd voor gelijk onzinnig is, de ander onnodig beschadigt en meestentijds een boemerangeffect kent.

Feit blijft evenwel dat de mens niet alleen brood en spelen wil, maar ook liefst een ‘hoger doel’. Bijna altijd komt dat neer op het willen inrichten van de wereld naar zijn idee of dat van de groep waartoe hij behoort. Leuk is het niet om toe te geven dat je ‘zomaar wat zegt’, dat we simpelweg geen antwoord (meer) hebben op alle grote metafysische vragen.

Wie onbevooroordeeld luistert en leest, constateert een Babylonische spraakverwarring. Iedereen kakelt, iedereen roept maar wat, te zelden in het besef dat alles relatief is, evenzogoed totaal anders kan zijn. Nogal wiedes dat ik vind zelf genoeg te hebben bijgedragen aan de valsheid van ons koor. Dat de stemmen verstommen, te beginnen met de mijne.

Strijd blijft kernwaarde
Soms zou je achter de werkelijkheid willen kijken, dat is ons niet vergund. We moeten het doen met de verwarrende realiteit van alledag. Die verwarring heb ik genoeg verklaard. Toch is het ‘leven zoals we het leven’ uiteindelijk wel een product van al ons hinderlijk gelijkhebberig geblèr.
In die zin zou je je er nog mee kunnen bemoeien. Maar wezenlijk leidt dat tot niets anders dan weer een andere ‘toevallige’ uitkomst, met altijd strijd als kernwaarde. En dat zegt de man die lang dacht dat de Liefde zou overwinnen.

In ‘De Dolende Man’ bleef ik nergens vanaf, behalve van de Liefde en de Muziek. De Liefde als ‘algemeen bindmiddel’ staat nu bij het grof vuil. Voor ‘persoonlijk gebruik’ blijft hij bruikbaar, net als de Muziek. Gevoegd bij de ‘vrede met’ houden zij het leven draaglijk.

Het is niet anders

Ooit schreef ik als jongeman zeker te houden van alle lui die nooit iets zeker weten. In mijn boek ‘De Dolende Man’ verklaarde ik dik dertig jaar later nog maar eens mijn liefde voor ‘zij die in het duister durven te staren en zich geen Wandelstok van welke signatuur dan ook aanschaffen’.

Zelf kan en wil ik dit niet meer. Van mij mag Hij nu bestaan, hoe goed vermomd ook, maar wees gerust, verder kom ik niet. Daarin schuilt ook niet mijn ‘vrede met’, deel van de kop boven dit relaas. Nee, die zit in het tweede deel, mijn afscheid van ‘en toch’. Ik heb lang deze twee woorden als de belangrijkste gezien. Het gaat slecht met ons en de wereld ‘en toch’ denk ik dat het anders kan, zo dacht ik. Daar heb ik afstand van genomen. Nu heb ik aanvaard dat alles als slotsom van alle voorwaarden onherroepelijk gaat zoals het gaat.

Het is ondoenlijk om dag in dag uit te kijken naar de wereld en onze manier van samenleven als verwerpelijk te beschouwen.

We kunnen niet anders, we zijn niet anders, alles is zoals het is. We zijn gelijken onder gelijken en niemand heeft gelijk.

‘En toch’ heb ik ingeruild voor ‘vrede met’.

Dit bericht is geplaatst in Columns Leidsch Dagblad, De Dolende Man (roman). Bookmark de permalink.