‘De knop is stuk’

‘Daarstraks deed hij het nog’, stelt Sjef Houppermans kalm vast. We zien op het scherm de tekst van ‘Le déserteur’, een protestchanson avant la lettre van Boris Vian, maar tot iets horen komt het niet. Ook niet als een schone blonde, die doet denken aan een circusassistente, te hulp schiet.

Sjef van ‘de knop is stuk’ is universitair hoofddocent Franse taal en cultuur. Hij geeft in het LAK een lezing over Boris Vian. Dit in het kader van Studium Generale – lezingen, discussies, cursussen en podiumprogramma’s op het gebied van wetenschap, kunst en cultuur – , waar je als Leidenaar zomaar gratis naar toe kunt. Kern: je hoeft je de tv niet avond aan avond te laten aanleunen. Leiden is een universitaire arbeidersstad, of, zo u wilt, een proletarische universiteitsstad. De deur uit voor Barry Badpak kan, maar ook voor een verhaal over Boris Vian.

Overigens was ik bijna niet aangekomen bij het LAK. Al dagen zoemt ‘Platter & Dikker’ door mijn hoofd, de titel van een boek waarin een van onze grote nationale denkers, Henk Hofland, rept over de ontdekking van ‘de nieuwe mens’. Onze stad is geen eiland, dus die nieuwe mens moet ook hier te traceren zijn. Op de Beestenmarkt meende ik er enkele te ontwaren. Ik liet ze. Een andere keer over oude en nieuwe mensen en dingen die nooit voorbij gaan.

We verkassen naar een andere zaal. Even steriel. Niet tegenop te oreren bij welk college door welke prof dan ook. Ook niet door Sjef. En, het moet gesteld, de hoofddocent zal een goed en bekwaam mens zijn, maar hij probeerde het ook amper. Ik bedoel, ons liefde bijbrengen voor die Boris Vian. Dat je direct gaat uitzoeken hoe je aan zijn verzameld werk kunt komen.

Kennis over Vian komt wel tot ons. Was trompettist, schrijver, chansonnier, uitvinder, ingenieur, lijder aan wereldleed en nog veel meer. ‘Een duizendpoot’ klinkt het. Iemand die dus nooit bij zichzelf stil stond, want een duizendpoot die zich één keer afvraagt hoe hij loopt, staat voorgoed stil. Flauw.

‘Le déserteur’ werd verboden, want Frankrijk was verwikkeld in zijn koloniale oorlogen. Erg? Mwahh. Ik bedoel: het woord hoort vrij te zijn, altijd, overal, maar op bohémienachtige intellectuelen die zelf buiten schot blijven en hun luxeleed voor verheven houden heb ik ook niet.

Waarom wil ik trouwens in 2011 iets leren over een ‘dagschuimer’ die jong stierf aan hartfalen? Om te horen toch wat zijn teksten ons nu nog zouden kunnen zeggen. Linkjes leggen met het heden, het gebeurt niet. Terwijl ik genoeg fragmenten voorbij hoor komen die zich daarvoor lenen. Een markt waarop oude mensen worden verkocht, de romanpersoon ‘la Gloìre’, die met zijn tanden kadavers opduikt om de schaamte van het dorp af te kopen, de stiefvader die ontdekt dat je niet meer bestaat als je je volledig ontspant. Interessant.

De lezing is ook als ankeiler bedoelt voor een solovoorstelling van Duda Paiva, 1 en 2 februari in het LAK. ‘Bastard’ is gebaseerd op Vian’s roman ‘L’arrache coeur’,  ‘de Hartenvreter’, en gaat over ‘mensen en dieren die op een vuilstortplaats een desolaat bestaan hebben opgebouwd, maar die verlangen naar liefde en een mooi leven’.

Kijk, daar wil ik dan weer heen. Dat is de bonus van deze avond. En Sjef relativeert zichzelf aan het slot met een kwinkslag over het geluid. Ook goed. Waar ik heen was vraagt mijn zoon. Dit, dat, zus, zo. ‘Ja, als je een beetje energie in ons stadje stopt, krijg je er veel voor terug.’

Theo Bakker

Dit bericht is geplaatst in Columns Leidsch Dagblad. Bookmark de permalink.