Het Huis van Geluk

Op de Lange Mare passeert me een buggy, voortgeduwd door een heftig paffende moeder. Was duidelijk geen chocoladesigaret, zoals je die vroeger van Sint kreeg. Even verder kruist een nachtzwarte man mijn pad. Hij hoeft niet eerst een kurk te branden om die dan net iets te vroeg op de wangen te drukken teneinde een pietentoet te krijgen. U merkt het, het enige dat eraan ontbreekt, is een column op rijm. Hierbij het relaas van mijn tocht naar het Huis van Sinterklaas.
De goedheiligman zetelt in De Waag. Mooie plek, met genoeg ruimte in het voorportaal voor het paard. Stro ligt er wel, maar niks geen schimmel. ‘Amerigo is naar de kapper voor zijn paardenstaart’, weet een meisjespiet. ‘Gisteren zei u nog dat hij naar het ziekenhuis was, omdat hij van het dak gevallen was’, weet een wijsneusje.
Links in de hoek kunnen de kinderen een tekening kleuren. Een dreumes zet er 3 krassen doorheen en zegt: ‘Klaar’. Daar schuilt een Picasso in. Ik ga even bij de pakjes neerzitten en peil de vroegste Sint-ervaringen. De gang met moeder naar V&D, toentertijd zijn woonplek. Knijpen in mama’s hand, zenuwscheetjes, tsja, want was je wel zoet geweest, ging je lekkers krijgen? Of kreeg je met de roe en ging je in de zak mee naar Spanje? Goedgelovigheid gedijt bij dreigen met straf, is altijd zo geweest.
Maar daarvoor was er altijd al de sluipgang naar de etalage van het warenhuis hoek Breestraat om je te vergapen aan het Zwitsers aandoende tafereel met elektrische treinen. Zou er een loc zitten in de pakjes, die je bij het ouder worden almaar vaker waarnam in de aanloop naar 5 december? Zag je die, dan zat je dicht aan tegen ‘er niet meer in geloven’. Wat je natuurlijk nooit zei, anders kreeg je misschien niks.
De cadeautjes in Het Huis blijken gesponsord. Dat is logisch, hé. Sint komt uit Spanje, een land in crisis. Meer arme kindertjes daar dan hier. Hoewel ik met deze opmerking voorzichtig moet zijn. Mijn vrouw vertelde me over een klant die arm is, een moeder die geen antwoord had toen haar dochtertje in tranen vroeg; ‘Ik ben toch ook lief geweest, waarom mag ik dan mijn schoen niet zetten?’
In De Waag zie ik alleen maar kindjes van blanke ouders die heus wel goed bedeeld zullen worden. De moeders hebben zeker zoveel schik in het bezoek als het grut zelf. Ze dansen grif mee als de Pieten pasjes gaan doen, waarbij zelfs de bisschop het stramme lijf uit zijn zetel moet verheffen. Veel te modern allemaal, te kek. Ik wil dat er gezongen wordt over de maan die hier hangt, ook al zijn er dan binnen geen bomen om doorheen te schijnen. Als de Pieten huppen blijven de benen trouwens gewoon zwart. Zelf ben ik nog steeds het moment aan het verwerken dat ooit het elastiek van mijn maillot sprong en ik, nagejoeld, met melkflessenbenen niet wist waar te blijven.
Sint zit weer en schudt, wijs knikkend, de kindjes de hand. Nee, op schoot komt er niet een meer zitten, daar is de clerus wat huiverig voor geworden. Eén jochie durft uiteindelijk toch niet en houdt het bij zwaaien op een meter afstand. Maar de meeste gaan de ontmoeting zelfverzekerd aan. Ook zie ik een moeder blozen en niet haar dochtertje. Bijna alle mama’s geven licht. Vorige week bezocht ik IDFA. In de documentaire Happiness staat de vraag centraal: ‘Wat is voor u geluk?’ Met je kroost naar Het Huis van Sinterklaas, dat straalt van de moedergezichten af.

Oegstgeest, 3 december 2011
Theo Bakker

Dit bericht is geplaatst in Columns Leidsch Dagblad, Columns Leidsch Dagblad. Bookmark de permalink.