Mama Maria

Tenslotte werd Maria wel moeder, deze nacht, 2011 jaar geleden. Van God nog wel, nogal een eer. Hoe zal ze zich gevoeld hebben toen Jozef haar Jezus in de armen gaf. Onuitspreekbaar rijk. Als man kun je daar alleen maar naar kijken, je ver verwijderd wetend van het wonder dat het doorgeven van leven is. Moeder mogen zijn! Mannen schooieren daar zo’n beetje omheen. Maken praatjes, roffelen zich op de borst, lopen hun hormonen achterna. Deze week stond Leiden in het teken van hulp voor moeders in oorlogsnood. Deze column is voor mama.
Zouden er nog Leidse moeders zijn die in de oorlog hun kroost baarden en moesten opvoeden? Ja, hoor, in de Robijnhof bijvoorbeeld. Daar wil ik heen, moeders op leeftijd spreken. Marry mailt: ‘Over moeders? Mooi onderwerp. Je bent welkom donderdag bij het kerstdiner. Zelf ben ik ook mama en als zondag het gezin aan tafel zit vallen alle moederlijke hormonen op hun plaats.’
Aan het slot van het diner is er applaus voor de koks, muziekduo Jazz I Do en alle vrijwilligers. Ik klap. In gedachten ook voor de vrouwen met wie ik de tafel mag delen. Hoogbejaarde moeders met dochters, met zelf grut en alweer kleingrut, en een tafeldame die, 74, maar fit als een hoen, de schwung erin houdt.
‘Je kinderen, dat is alles.’ ‘Ik ben 19 (91) maar met mijn hoofd is niks mis. Aan de voetstappen in de gang hoor ik welk kind er komt.’ ‘Eén hand doet het niet meer. Mag het. Die hebben gewapperd, jongen. Breien. Voor elk kind ieder jaar met 3 oktober een nieuwe trui. Sommige vrouwen kunnen geen kinderen krijgen. Heel erg. Moeder zijn is de kurk waarop mijn leven drijft.’
‘Ja, de oorlog was moeilijk. Mijn mazzel? Nadat mijn man naar Duitsland was getransporteerd, kon ik terecht bij mijn moeder.’ ‘Mijn mama is zo oud dat ze weer kind van mij wordt. Zelf heb ik ook kinderen en kleinkinderen waar ik op pas.’ ‘Moeder blijf je altijd. Ik heb een dochter, van middelbare leeftijd, met wie het tijdelijk minder ging. Zolang ik er ben, zal ik voor je vechten als een leeuwin, zei ik haar.’
Dat doet ook Jenny. Lees er haar hartverscheurende relaas in deze krant van woensdag onder de kop ‘Buiken werden opengesneden’ op na. En huiver. Pink een traan weg als u wilt. Wee, de mannen die de buiken van zwangere vrouwen opensneden. Jenny houdt zich na alle leed sterk: ‘Je voelt je verantwoordelijk voor je kind en wil je eigen angsten niet aan hem laten zien.’
In de Kooi woont een andere Jenny, ook gevlucht voor oorlogsleed. Weinig geld. Geen man, in het moederlijke uppie vecht ze voor haar kinderen. Maar wel eerste kerstdag twee mensen uitnodigen, van wie ze de eenzaamheid wil verlichten. Glorie. Mijn eigen moedertje vroeg met kerst altijd Joop, bewoner van Endegeest.
Moeder, Joop, kerst, beelden van toen. In het donker een boom halen, uiteraard op de Boommarkt, met mama veilig in de buurt. De vrijheid die ze je gaf bij het inrichten van de stal, een heilig werk dat ik devoot uitvoerde. Bepaald niet onbelangrijk waar de herders stonden, Jozef, de wijzen, de ezel en bovenal de vrouw die onbevlekt ging bevallen, Maria.
Daarna kwamen de jaren van het beter weten. Maar nu, moet ik bekennen, prijkt er weer een Mariabeeld op de schoorsteen. Als er een God bestaat dan is ze vrouw, moeder. We branden vaak een lichtje. In de hoop dat sommige dingen niet zullen gebeuren, of juist wel. Dat lichtje ontsteek ik morgen als ode aan alle moeders.

Theo Bakker

Dit bericht is geplaatst in Columns Leidsch Dagblad, Columns Leidsch Dagblad. Bookmark de permalink.