Happy happie

‘Lekker eten in uw buik, een gezonde baby in de hare.’ Die spreuk op het mannentoilet van Langebrug 60 vat Happietaria kernachtig samen. Ga je eten in dit tijdelijke restaurant dan steun je de moeder- en kindzorg in Chhatisgarh (deelstaat India). Dat wil ik wel, lekker schranzen en bij elke hap proeven dat je goed doet.
Fijne ontvangst door frisse studentes. Het tafeltje is voor twee gedekt, geeft niet, midden in de schone lounge heb ik goed overzicht. Prettige pianomuziek van Wibi, gezellig geroezemoes en in de vensterbank vuur. Had de brandweer nog hiernaast gezeten, er was zeker ingegrepen. Nu passen die vlammen wonderwel bij de warme, opgewekte sfeer.
Ik zit alleen en zie mezelf terug in het kleine restaurant van Whispering Palms (‘als ik zoek ben, zit ik daar, schat’), een resort bij de Great Barrier Reef. Alleen, in kennelijke staat en na uren prutsen met woorden toe aan contact. ‘Wat bestelt u, sir?’ ‘Aanspraak. Staat er ook aanspraak op de kaart.’
Hier hoef ik dat niet te vragen. Trude schuift aan. Geneeskundestudente en hoofd keukencommissie en medewerkers. Samen met vier andere jonge vrouwen vormt ze het Happietaria Management Team. Sinds juni was het bikkelen om hier nu tot 3 maart €30.000 bijeen te halen. Alle vrijwilligers komen van de vier Christelijke studentenverenigingen die Leiden telt (wist u dat?). Aan alles is gedacht. Tot de bloemstukjes op tafel aan toe, alles is gesponsord. Je mond veeg je af met de Universiteit Leiden.
Achterin ontwaar ik twee grijzende dames, de rest dubbel ik qua leeftijd moeiteloos. Is het vooral en alleen het jeugdige elan dat me treft? Of moet ik toegeven dat ook een christelijk, daadkrachtig optimisme de sfeer weldadig maakt? Te vragen hoef ik het niemand, ik weet zo wel dat er onder mijn disgenoten nul doemdenkers zijn.
Bob van de veegploeg der daklozen zei vorige week dat geld geven aan verslaafden alleen leidt tot meer gebruik. ‘Beter kun je eten geven.’ Klopt. Ooit stelde ik een publieke vrouw de hopeloze vraag waarom ze haar beroep uitoefende. ‘Omdat ik nog niet gegeten heb vandaag.’ ‘Zullen we dat dan maar doen?’ Ik heb daar nu ook aan gedacht, maar ja, waar haal je op de Langebrug zo snel een dame van lichte zeden vandaan, die nog niet gegeten heeft bovendien?
Ha, daar is Trude weer. Waarom ze dit doet? ‘Het is gezegd dat je goed moet doen voor anderen. Ik heb veel goeds meegekregen. Daarom wil ik iets betekenen voor mensen die het minder hebben.’ ‘Omdat het ‘gezegd’ is?’ ‘Niet alleen, het moet ook uit je hart komen, anders houd je dit niet vol.’ Trude straalt. Ze zegt dat ik als ‘twijfelaar aan alles’ gewoon mijn bordje leeg mag eten.
Dan houd ik haar voor dat je zonder God, zonder Boek, zonder dat het je ‘gezegd’ is, ook ervoor kunt kiezen om het brood te delen met buurman. Dat zo’n vrijwillige keuze misschien wel het hoogst haalbare is. Op hetzelfde moment heb ik al spijt. Komt Theo weer met zijn afwijking dat iedereen het ‘niet weten’ zou moeten omarmen en toch goed doen. ‘Ik snap waar je heen wilt.’ ‘Laat maar, Trude, te moeilijk, sorry.’
Mijn vooroordeel gaat in de plomp. Er is niets mis met christelijke lui die de samenleving stutten, die wat doen. Op het kruispunt is iedere dag een botsing. De een gaat een leven lang nadenken over de oorzaak, de ander helpt de gewonden en stopt belangeloos maanden in Happietaria.
Je hebt van die rubriekjes in blaadjes en kranten waarin restaurants de maat wordt genomen. Ik geef Happietaria een 10. Goed voer en je krijgt er zomaar, gratis, een opgewekt, positief gevoel bij geserveerd. Happy happie.

Theo Bakker

Dit bericht is geplaatst in Columns Leidsch Dagblad, Gedane zaken. Bookmark de permalink.