Hortus ontluikt!

Even een lusje langs de Waterlelie, de stijlvolle muziektent in De Leidse Hout. Hier raakte ik ooit in gesprek met Arend, vaste bewoner van Endegeest. Het was koud, ons beider neus liep en het was al maart. Maar Arend nam mijn twijfel over het al dan niet komen van de lente weg: “Meneer, het is nog elk jaar goed gekomen.” Zo ging het. Zo gaat het. Ook deze week waren er weer signalen dat de mens aan veel kan sleutelen, maar niet aan de seizoenen. Het wordt lente, wis en waarachtig.
Maar de bloemen hebben in huize Bakker zo lang zo dik op de ramen gestaan, dat ik me bezorgd afvraag of het met de buitenbloemen goed komt. Eerst te zacht weer, waardoor de boel te vroeg ontlook, toen pooltemperaturen. Hoe zou het gesteld zijn met de planten, bloemen en bomen in de Hortus? Als natuurbarbaar heb ik geen weet van wat er kapot gevroren kan zijn in onze Leidse trots. Bellen. Carla Teune, oud-hortulana van de botanische tuin, wil wel rondleiden, vragen beantwoorden.
Gepensioneerd, maar verre van verdord blijkt Carla. Zij ziet wat ik niet zie. En ze wéét nog veel meer. Elk betoog, al is het over duimdraaien, is boeiend als er liefde voor het onderwerp uit spreekt. Ik hang aan haar lippen en zoals vaak wanneer ik informatie vergaar voor deze column realiseer ik me kennisarm te zijn. Had ik hier alleen gelopen, ik had gedacht dat de Hortus momenteel een desolate indruk maakt. Maar Carla bukt, plukt, laat ruiken, vertelt en raakt vertederd door narcissen die zich niet hebben laten kisten door de vorst.
De barre kou heeft de sneeuwklokjes zelfs goed gedaan. Uitbundiger dan in jaren tonen zij hun pracht. Maar dat laten de krokussen, scilla’s, winterakonietjes en toverhazelaars niet op zich zitten. Of ik even wil ruiken aan het bloempje van de daphne odora. Jeminee, wat een parfum. De aucuba daarentegen is een stinkerd en matig giftig. Dat deed men vroeger met planten: mensen vergiftigen dan wel gezond maken. De aanzet voor de Hortus kwam uit de medische hoek. Mijn oren tuiten.
En dan zijn nog bomen van honderden jaren oud, de ginkgo waar omheen de dino’s nog scharrelden, de dadelpruim die met ijzeren stangen bijeen wordt gehouden, want ja, euthanasie op een boom pleegt de Hortus niet. Hebben we het nog niet gehad over de tropische kassen, die in onderhoud zijn. Komt nog. Maar genoeg over wat groeit en bloeit. Over naar wat vliegt: de vogels en insecten.
Carla roemt Hans Adema, die alles weet van de gevederde vrienden die de afgelopen 25 jaar in de Hortus zijn neergestreken. Hij leidt rond, ik kom eraan, Hans. Want ik kan hier een jaar zitten, lauw kans dat ik de geelgors ontwaar, of de groenling, de pestvogel, de keep. Bij de entree kun je een mooi gratis boekje krijgen waarin alle vogelbewoners van de Hortus staan. Kan ik invullen op welke dag ik wat zie vliegen. Eén keer één mus, dat moet kunnen.
Ik weet ook niet wat ik hoor. Een merel? Een vink? Een parkiet? Nee, nog één keer raden. Fout, een koolmees. Terwijl ik toch een liefhebber ben van de ochtend- en avondconcerten. Deze week werd het wakker liggen er voor het eerst door verzacht. Ook al een teken dat het meest veelbelovende deel van het jaar aanstaande is!
Intussen hoor ik, gezeten in het Clusius Café, alleen nog Carla. Over de weer warme omhelzing door de Universiteit van dit erfgoed, over de mogelijkheden voor de gemeente om nóg meer te halen uit dit fraaie stuk stad, over boomadoptanten, de keizer van Japan die hier was en meer. Of het een aardig stukje wordt. ‘Carla, na vanmiddag staat de Hortus voor mij in volle bloei.’

Theo Bakker

Dit bericht is geplaatst in Columns Leidsch Dagblad, Gedane zaken. Bookmark de permalink.