Zo stil

Het verlangen naar stilte wordt almaar groter. Toch zocht ook ik vorige week het stadsgeruis op, gelokt door het kopje in deze krant: ‘Theo van Es zingt met K&G op Stadhuisplein’. De geluiden die de zanger van The Shoes voortbrengt associeer ik maar deels met zingen. En dat dan samen met mijn favoriete korps. Kon dat? Het deed me denken aan mijn eerste uitje als junior van Docos tafeltennis. Naar Aurora aan de Breestraat, misschien wel de eerste snackbar van de stad. Ik bestelde, je mocht alles nemen, patat met chocomel én een gevulde koek. Om die ongewone combinatie werd gelachen. Het liefst had ik ook nog Bulgaarse yoghurt genomen, maar die bleek niet voorradig.
Op het plein lachte ik trouwens in het geheel niet om het onmogelijke muziekhuwelijk. Zo bizar was het niet, want K&G heeft ook een hups orkest. Ik ben te oud om mij te buiten te gaan aan zelfs maar het aanstippen van mijn smaak. Theo stond daar toch maar, deed het. Jaloers. Ik haalde er ook de humor uit, althans, ik neem aan dat het lied ‘Stil in Mij’ met een knipoog gekozen was. Zelf dwaalde ik af en noteerde dat het carillon tot twee keer toe vrolijk door het woordje van de dirigent heen klingelde.
Werd ik, jandorie, bij het weglopen toch nog blij verrast, toen op de Breestraat de Show & Marchingband als altijd vol allure afmarcheerde. Gemist, ik was al bijna bij Vooraf en Toe (‘Dag Aad’, ‘Dag Theo’), waar een man de rolstoel die hij bestuurde parkeerde en voor hij naar binnen ging de vrouw toevoegde: ‘Niet weglopen, hé.’ Ik schooierde door en bemerkte dat door dit alles mijn gehoor op scherp was gezet. Heremetijd, wat hoort een mens dan veel. Dus verliet ik de markt met al haar aangeprezen waar en alledaags gekakel snel. Door de overdosis decibellen diende zich in mij de hang naar stilte luidruchtig aan.
Waarheen? Naar de binnenplaats van een hofje. Ik ken een lieverd achter de Haarlemmerstraat mét bankje. Rust. Proberen om de babbelbox bovenin uit te zetten. Blijft lastig, want de stadse stilte is zelfs in een hofje betrekkelijk. Maar nee, dat is gelogen, één remedie rest uiteindelijk, dat is toegeven dat de meeste stoorzenders diep van binnen ruisen. Zo zat ik daar met mezelf te redetwisten. En staken deden de stemmen niet.
Ik weet natuurlijk al lang dat de stilte die je al dan niet omringt er nauwelijks toe doet. In Tokyo bespioneerde ik ooit door een raam bijna een uur een gokker. Hij speelde pachinko, een verticale flipperkast met stalen balletjes. Een hel was het in die met kasten volgeladen kleine hal. Wist je niet beter, je dacht dat het einde der tijden begonnen was. Nog geen vijf minuten had ik er uitgehouden, maar mijn Japanner kwam ontspannen naar buiten. Allemaal Zen. Zelf was ik een beetje dom toen ik enkele jaren geleden dacht voor de ultieme kalmte te moeten gaan naar het laatste stuk Europees oerbos in Polen. Bos in orde, behoudens het snerpende gezoem van achtentachtig triljard muggen, die nog staken ook! Eigen schuld.
Ik stond op en besloot te gaan oefenen. Haarlemmerstraatje pikken en geen oor hebben voor alle gewauwel en muzak. Het lukte van geen kant. Zelfs het draaiorgel kon niet bekoren. Lawaai van alle kanten, de stem van Theo was er lieflijk bij. Door, door, De Haven op, richting begraafplaats De Zijlpoort, die daar aan het eind zo fraai is gelegen. Een paar jaar geleden is er een boek verschenen over de katholieke dodenakker: ‘Een oase van rust’. Geen woord van gelogen. Weldadig. Maar ook mooi meegenomen dat ik er na verloop van tijd verstild en wel weer de benen kon nemen.

Theo Bakker

Dit bericht is geplaatst in Columns Leidsch Dagblad, Columns Leidsch Dagblad. Bookmark de permalink.